donderdag 19 mei 2011

Wachten op Godot – 18 mei 2011

Gisteren deelgenomen aan een studiedag annex debat over diversiteit in het onderwijs. Meer bepaald diversiteit binnen de lerarenopleiding.

Laten we beginnen met het goede nieuws. Er werden in de verschillende workshops best wel wat interessante dingen verteld. Over ouderbetrokkenheid bijvoorbeeld en hoe je niet mag opgeven leerkrachten hiervoor warm te blijven maken. Over leerkrachten van morgen ook, hoe die er vandaag al uitzien en hoe je ze voor het beroep kan motiveren. Over een goed diversiteitsbeleid tenslotte, en hoe dit de verantwoordelijkheid moet zijn van zowel instelling als van de individuele docent en zelfs ook van de student . Zeker geen verloren dag dus, wel integendeel, een dag die gerichte reflectie toeliet op een aantal opdrachten rond diversiteit waaraan ik nu zelf druk bezig ben.

En toch ging ik ontevreden en met een opgelaten gevoel terug naar huis. Toch heb ik de hele autorit tussen Hasselt en Antwerpen tobberig en knarsetandend doorgebracht. Waarom dan?

Omdat het gevoel dat me aan het einde van de dag overviel precies dat was dat ik me herinner van toen ik ooit voor het eerst het roemruchte stuk ‘Wachten op Godot’ doorlezen had. Een gevoel van misgelopen verwachting, van platgedrukt enthousiasme, van gelatenheid met wederzijdse instemming. Want dat zijn eigenlijk ook de woorden waarmee ik de sfeer in de zaal op het moment van het slotdebat zou willen omschrijven. Of beter nog, als me slechts één woord is toegestaan om het klimaat daar te schetsen: tam. Zo van “oh ja, diversiteit, daar moesten we dan ook nog even aan”. Of “diversiteit, pff, zitten we nu nog in dat hoofdstuk, kunnen we niet doorbladeren naar iets hippers, bv innovatie of talentmanagement?”
Pas op, ik zeg het nog eens, dit was niet per se de teneur van de individuele presentatoren in de workshops. Maar het was wel de enige chemie bij wat toch het hoogtepunt van de dag had moeten worden: een leeglopende ballon ipv een motor klaar voor de doorstart.

Hoe komt dit? Aan het quotum van buzzwoorden zal het niet gelegen hebben. We hebben het in dat laatste uur inderdaad gehad over ‘paradigma-omslag’ en ‘lerende netwerken’ en ‘professionalisering’. We hebben ook vurig gepleit voor ‘talent-ontwikkelend werken via een pro-actieve, persoonsgerichte benadering’. We hebben naar elkaar geknikt toen we zeiden dat er niks mis is met hoog inzetten want dat dat de mensen stimuleert om ook veel te presteren. En we hebben meewarrig hoofdschuddend ons medevoelen en onze herkenning betuigd toen een van ons melde dat we ons ook eens goed moesten bezinnen over de grenzen aan diversiteit en de rek die er in de lerarenopleidingen soms wat uitgaat onder druk van de actuele omstandigheden.
Even in de loop van het debat was ik zelfs licht hoopvol gestemd geraakt. Met name toen een van de gesprekspartners een overzichtelijke opsomming wist af te leveren van wat inzetten op diversiteit in een schoolcontext kan geven aan winsten. Het ging over scholen in een kleurrijke stedelijke context. Enkele daarvan hadden de toenemende diversiteit in hun leerlingenkorps weten in te zetten als motor voor een betere teamwerking onder leerkrachten, een uitnodiging tot doorgedreven netwerking en een opstap tot de ontwikkeling van een geheel nieuwe leercultuur. Er werden ook een paar concrete methodieken opgenoemd die dit soort meerwaarden ook binnen het bereik van de lerarenopleidingen zelf zouden kunnen brengen, zo bijvoorbeeld jobruil of werkplekleren. Boeiend was dat die methodieken vertaald werden als werkvormen die getuigen van een echt engagement mbt het thema diversiteit en dat was een conclusie die ik nu wel steek vond houden: er is veel meer betrokkenheid nodig.
Enfin, wat we daar in dat panel gedaan hebben, deden we dus goed. Maar wat we fout deden, is wat we niet gedaan hebben. We hebben niet eerst eens goed om ons heen gekeken. We hebben daarbij niet verschrikt vastgesteld dat de zaal halfleeg was (zoveel authentiek enthousiasme voor het thema) en vooral ook, dat er in diezelfde zaal nauwelijks zichtbare diversiteit aanwezig was. En ja, ik weet ook wel, zichtbare diversiteit is niet de enige vorm van diversiteit, maar het is eerlijk gezegd wel een broodnodige vorm van diversiteit en zeker een die we daar die dag hadden mogen of zelfs moeten verwachten. Wat we ook niet gedaan hebben is onszelf een trap onder de tafel gegeven toen we vaststelden dat we ons gewoon lieten meeleiden in de sussende goed geoliede semi-debat strategie van de moderator waar we eerst allemaal even twee minuten mochten volpraten volgens ons eigen stokpaardje om daarna drie minuten te mogen besteden aan het als relevante kritiek op de stelling van de andere debaters vermomde verdere zelflof. We zijn dus ook niet boos ‘stop’ roepend rechtgesprongen toen we vaststelden dat dit soort cirkelredeneringen geen aanleiding bleek te geven tot enthousiasmerende en uitdagende conclusies. Aan het eind van die spreekcarrousel dus niet meer dan een paar vage ideeën ivm professionalisering – mijns inziens vooral het het verhogen van comfort van zij die al ‘in de club zijn’. Dit samen met enkele boutades ivm het beter besteden van de eigenlijk onbeschikbare middelen, door een meer doorgedreven coördinatie en het extra belonen van iets wat eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn: overleg en samenwerking. Om heel eerlijk te zijn, die boutade kwam van mezelf.

Want ja, op wie ik vooral boos was achteraf, was op mezelf. Waarom heb ik zelf de knuppel niet in het hoenderhok gegooid? Er was mij nochtans een stevig exemplaar in handen gegeven. Aan het eind van het gesprek vroeg de moderator ons immers om even onze verbeelding de vrije loop te laten. Stel, we zouden elk een budget van 200.000 E krijgen waarmee we een aantal jaar aan de slag mochten om een zinnig project gericht op de ontwikkeling van divers talent in het onderwijs op te zetten. Waaraan, aan welk soort werking of idee, zouden we dit geld besteden? Wel, ik zou er nu, een dag later, eigenlijk de helft van het mij toegekende budget voor over hebben om mijn keuze toen gemaakt te herroepen. Nee, ik zou geen geld geven aan ‘kapitalisatie’ van eerdere ervaringen en het opzetten van een ‘van werkelijke diversiteits-zin getuigende synergie’ (ja ja, als het maar goed bekt). Nee, want dat zou betekenen dat ik het geld zou geven aan wie daar gisteren al aanwezig was. Nee, ik zou het geld geven aan wie er gisteren niet zat. Niet zat, maar dus wel had moeten zitten. Divers talent. En als dat talent erin zou slagen om over tien jaar dezelfde zaal geheel te vullen met een stevige brok zichtbare diversiteit – aan beide zijden van de debattafel - , dan zou ik de verbeurde helft van mijn startbudget op welke manier dan ook terugverdienen en zelf bijleggen.

En nu ik toch op een struikroverige vibe zit. Wat ik nog zou willen doen om mezelf weer wat meer te gaan waarderen is het inpikken van het budget van een van mijn mede-debatanten. Ik zou het gewoon doen, hier met de poen. Waarom? Omdat ik nog geld nodig heb voor een tweede project, namelijk een project dat zou inzetten op een specifieke vorm van diversiteit, en dan nog wel de vorm waarvan de andere deelnemers aan de studiedag allemaal acute uitslag lijken te krijgen als ik er naar verwijs: culturele diversiteit. Ja, het vreselijke C-woord is eruit. Waarom in godsnaam, zegt men mij, zouden culturele verschillen extra aandacht behoeven? Misschien omdat gemiddeld 80 % van de concrete voorbeelden of ‘problemen’ die men op zo’n zogezegd brede diversiteitsdag aanhaalt steeds weer naar (etnisch- )culturele verschillen verwijzen? Of omdat het ons zou kunnen helpen eindelijk eens te begrijpen en te erkennen dat ‘wij’ ook een cultuur hebben en dat het misschien alleen maar is omdat het de ‘onze’ is dat we hem niet als een probleem ervaren? En ook nog, omdat het eigenlijk waanzin is om te denken dat je als onderwijssector kan ‘kiezen’ voor het al dan niet behandelen of ‘focussen’ op culturele diversiteit. Zolang de media en de maatschappij culturele diversiteit blijven in het vizier nemen, zo lang heeft het onderwijs niet te kiezen. Het onderwijs kan en mag zich niet buiten de realiteit plaatsen. Het onderwijs leert ons de realiteit te begrijpen, te ontsleutelen, ze op een genuanceerde en goed geïnformeerde wijze tegemoet te treden.

Tot zover dus mijn relaas van een zoetig begonnen maar eerder bitter geëindigde studiedag. Een dag op twee dagen afstand van 21 mei, de Werelddag voor Culturele Dialoog, Diversiteit en Ontwikkeling. De receptie hebben we meteen na het debat dan toch maar gehad. Het echte feest zullen we misschien nog maar eventjes uitstellen…