dinsdag 15 december 2009

Teach what you preach (Studiedag Onderwijs Anderswijs 2/12/2009)

“Is interculturele competentie een noodzakelijk voorwaarde of eerder een extra voor een succes¬volle hedendaagse lespraktijk?” Dat was een van de vragen die u kon terugvinden in de voorstellingsfolder rond deze dag. Ik ga maar meteen met de deur in huis vallen en trachten een duidelijk antwoord op deze toch wel wat prikkelende stelling te formuleren. Ons samenzijn hier vandaag is immers niet vrijblijvend. Zoals u ook al in de folder kon lezen: dit is geen klassieke studiedag. Dit heet een Ronde Tafel, en de bedoeling is dat we aan deze tafel tot gesprekken komen die uiteindelijk tot concrete beleidsaanbevelingen kunnen leiden.
Maar er is nog een andere, dwingender reden om maar meteen stelling in te nemen. En dat is de actualiteit. Wanneer we kranten lezen, de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek bestuderen, of praktijkmensen beluisteren die we in onze CIMIC-vormingstrajecten tegen het lijf lopen, telkens opnieuw kunnen we er niet onderuit. De verwezenlijking van een echt gezonde multiculturele samenleving is geen verhaal van rozengeur en maneschijn.
Ik haal dit alles niet aan als aanleiding tot een donker en jammerlijk vertoog. Ik zeg dit alleen om in herinnering te brengen dat het in de eerste plaats de praktijk is die ons ertoe moet leiden leerkrachten te brengen tot het stellen van intercultureel exemplarisch gedrag. Daarom toch maar liever spreken van interculturele competentie als een noodzaak, dan als een aangenaam plus.
Het is ook de actualiteit die ervoor gezorgd heeft dat de interculturele competentie van leerkrachten verschoven is van een privézaak naar een zaak van publiek belang. Hadden we elkaar vijf jaar geleden gesproken, dan had ik de noodzaak van het stimuleren van interculturele vaardigheid bij leerkrachten hoogstwaarschijnlijk vooral gemotiveerd vanuit een zorg voor hun persoonlijke comfort. Interculturele vaardigheid als een element dat het eigen professionele functioneren kon ondersteunen, de job dragelijk houden. Privé en persoonlijk dus. Maar met de debatten, spanningen en vraagstukken die we vandaag kennen, lijkt zo een benadering onvoldoende. De interculturele vaardigheid van leerkrachten moet nu rechtsreeks kunnen worden ingezet als motor en peiler voor de geslaagde interculturele dialoog op breed maatschappelijk vlak. Zij zijn eerstelijns spelers in het creëren van een klimaat dat een goed gesprek mogelijk maakt, doordat zij rechtstreeks toegang hebben tot de ontwikkeling van de huidige en toekomstige dispuutanten in dat debat.
Het 'vernoodzakelijken' van de interculturele vaardigheid van leerkrachten, vraagt ook om een wat hardere definitie van het begrip interculturele competentie zelf. Daarbij moet ik misschien eerst even duiden wat ik versta onder de ‘zachte’ definitie van interculturele competentie. In de zachte definitie wordt interculturele competentie (vaardigheid) eigenlijk eerder interculturele sensitiviteit (gevoeligheid). Het gaat dan om een soort van verruimd of extra geactiveerd bewustzijn dat toelaat om algemene pedagogische uitgangspunten meer doelgericht te concretiseren. Dit is de piste die ik terug vindt in een artikel uit 2006 dat verslag doet van onderzoek van de universiteit van Utrecht en Tilburg. Volgens deze academici was het onnodig dat leerkrachten in multiculturele klassen zich andere kennis of andere vaardigheden zouden eigen maken dan hun collega’s in monoculturele klassen. Wat ze moesten doen, was gewoon blijven doen wat ze altijd deden, maar dan wel ‘meer’ van dat. De pedagogische principes die nodig zijn om elke klas goed te laten functioneren - namelijk het creëren van een positieve leerling-docent relatie, het toezien op een veilig leerklimaat, en instructies aanpassen aan de doelgroep - moeten systematisch en met een bijzondere alertheid worden doorgezet. Zo kan vanzelf gewerkt worden aan het bevorderen van gelijke kansen voor alle leerlingen.
Waarom ik die aanpak ‘zacht’ wil noemen? In de eerste plaats omdat hij geruststellend werkt. Hij geeft niet meteen het gevoel dat er allerlei dingen ‘bij’ komen. Hij dwingt ook niet tot radicale verandering van stijl. Het gaat om een bijna ‘organische’ benadering van interculturele vaardigheid, die een coachend ondersteuning toelaat die we met CIMIC zelf ook heel graag inzetten. Want inderdaad, deze ‘zachte’ benadering is natuurlijk ook niet onjuist. In onze eigen trainingen zeggen we het zelf nog elke dag: het voeren van een goede interculturele dialoog is geen alchemie. Het gaat inderdaad voor 80 % om het correct en met aandacht toepassen van algemeen geldende principes, in de eerste plaats die uit de inter-persoonlijke communicatieleer. Daarnaast, als we straks het begrip interculturele competentie wat meer gaan ontrafelen, dan zal effectief ook blijken dat het grotendeels is opgebouwd uit meer ‘generieke’ vaardigheden zoals capaciteit tot conflicthantering of taligheid. Maar ondanks dit alles vrees ik dat deze ‘expliciterende’ aanpak vandaag de dag onvoldoende geworden is. De punch is eruit, mensen die echt nood hebben aan antwoorden op acute vragen blijven een deel op hun honger zitten. Er is iets meer tastbaars nodig.
Hoe dat komt? Het antwoord op die vraag ligt voor een groot deel in de evolutie die het begrip ‘cultuur’ in de laatste jaren heeft doorgemaakt. Verschillende auteurs hebben ons er al voor gewaarschuwd: vandaag de dag is cultuur een teveel verklarend schema geworden, een interpretatiegrond die vaker te onpas dan te pas wordt ingezet. ‘Cultuur’ is een erg geladen begrip geworden, vooral negatief geladen dan, iets wat vaker het slechte dan het goede in mensen naar boven lijkt te halen. In het populaire en het wetenschappelijke discours is cultuur een reden van achterstand geworden, een factor van kansarmoede. En zulk een zware verdachtmakingen kan je niet meer counteren met extra gevoeligheid en aangescherpte aandacht alleen. Mijn gevoel is dat om zulk een zwaarbeladen element zijn juiste plaats in de inter-persoonlijke of pedagogische interactie te geven je wel een aantal bijzondere vaardigheden en misschien toch ook wel wat extra kennis nodig hebt.
Alvast één specifieke vaardigheid voor de intercultureel competente leerkracht tekent zich aldus af, mogelijk zelfs de meest wezenlijke. Misschien is – bijna paradoxaal – een relativerende blik op cultuur de echte X-factor in het hele interculturele competentieverhaal. De echt interculturele leerkracht is in staat voorbij cultuur te kijken, precies doordat hij of zij cultuur heel scherp kan zien en wegen. Doordat hij of zij cultuur bespreekbaar en gekend houdt, vermijdt hij dat leerlingen onbewust meegaan in het sluipend culturaliserend discours dat onder andere in de media vandaag heel sterk aanwezig is. Doordat hij of zij gedegen cultuurkennis aanreikt in plaats van eenvoudige schema’s, zorgt hij of zij ervoor dat cultuur een levend dialoogelement wordt in plaats van een verstikkend taboe. Men moet kennis hebben om kritisch te kunnen omgaan met de ‘kennis’ (vaak ook pseudokennis) die vandaag de dag breed aangeboden wordt. Zo bijvoorbeeld de nu erg goed in de markt liggende kennis over de islam.
Precies door cultuur op de juiste momenten centraal te plaatsen, maakt de intercultureel competente leerkracht duidelijk dat cultuur niet alles is en tegelijkertijd ook niet niks. Kort gezegd, de echt intercultureel competente leerkracht heeft een sterke kennis van en gebalanceerde voeling mét het concept cultuur. Deze ‘culturele curiositeit’ is in de huidige lerarenopleiding vooralsnog geen verworvenheid en dus een competentieveld dat door de zachte, organische aanpak niet gedekt wordt.
Misschien belangrijk om op te merken dat bovenstaande bedenkingen over de omgang met het specifieke concept cultuur meer zijn dan een persoonlijke mening. Echo’s van de bovengenoemde vaardigheid zijn immers ook al terug te vinden in de conclusies van het eerste rapport van de Commissie Interculturaliteit uit 2005. Het rapport van 2005 schetst in 10 punten een beeld van de Belgische samenleving, zoals ze is of tenminste zou moeten zijn om een succesvolle interculturele dialoog mogelijk te maken. In voorbereiding op deze dag heb ik mezelf een kleine denkoefening opgelegd. Ik trachtte een concrete vertaling te maken van de algemene én de specifieke aanbevelingen die ik daar las naar concrete gedragsindicatoren voor leerkrachten anno 2009. Op die manier hoopte ik een duidelijker beeld te krijgen van het competentieprofiel van die leerkracht die actief in staat zou zijn de door het rapport voorgestelde vorm van interculturele dialoog te dragen. We kunnen er, zoals ook al aan het begin van deze uiteenzetting aangehaald, immers veilig vanuit gaan dat van leerkrachten verwacht wordt een belangrijke rol op te nemen in het waarmaken en standhouden van een dialoogbevorderende context. En ook uit die oefening wordt dan duidelijk dat de intercultureel competente leerkracht iemand is die erop toeziet dat cultuur zelf onderwerp van gesprek wordt. Hij of zij praat dus niet ‘over cultuur heen’. Ook niet over de meer ‘heikele’ cultuurelementen als bijvoorbeeld zingeving of religie. De intercultureel competente leerkracht gaat actief op zoek naar manieren om jongeren op cultuur te betrekken: bijvoorbeeld door het inrichten van debatten, door het versterken van historisch bewustzijn, of ook door het ondersteunen van de concrete cultuurparticipatie van jongeren.
Welke elementen, naast een meer specifieke en meer uitgebalanceerde cultuurkennis, horen dan nog thuis in het profiel van de intercultureel competente leerkracht? Bij mijn verdere verkenning van relevante elementen zou ik me zeker willen aansluiten bij de actieve en ondernemende ondertoon van de aanbevelingen uit het rapport van 2005. Dat lijkt me een eerste ijkingspunt op weg naar een ‘hardere’ aanpak: competenties die zichtbaar worden door een verhoogde graad van betrokkenheid en inspanning en die daardoor uiteindelijk misschien zelfs ook meetbaar worden. Zonder meteen alles vast te willen leggen, maar tegelijk met de bedoeling om een duidelijke lijn te willen trekken, zou ik de intercultureel competente leerkracht inderdaad willen definiëren niet als iemand die basis pedagogische kwaliteiten gewoon goed en kundig weet in te zetten (de zachte aanpak) maar wel als iemand die op al deze kwaliteiten bovengemiddeld scoort. De intercultureel competente leerkracht is dus iemand die excelleert? Inderdaad ja. Opnieuw, de hoogdringendheid die de maatschappelijke context in dit verhaal van de interculturele competenties introduceert, vraagt om dit soort van ambitieuze stellingnames.
Alleszins is de intercultureel competente leerkracht iemand die bovengemiddeld scoort op volgende terreinen:
• Communicatie- en taalvaardigheid: de intercultureel competente leerkracht kiest resoluut voor dialoog en ontmoeting. Hij of zij is een sterk communicator, niet alleen door hoe hij zich in communicatie opstelt en gedraagt, maar ook door het metaperspectief dat hij of zij op dit element heeft (constructief en realistisch). Daarnaast spreekt hij of zij meerdere talen. Daarmee bedoel ik niet dat hij/zij vloeiend is in het Turks of Pools, maar wel dat hij/zij in staat is zichzelf op meerdere manieren uit te drukken en ook meerdere uitdrukkingswijzen kan lezen/begrijpen. Hij/zij is bijvoorbeeld sterk in helder, concreet taalgebruik, subtiel in zijn non-verbale communicatie maar tegelijk ook gevoelig voor symbooltaal. Daarnaast is hij of zij en ook in staat anderen voor een grote variatie van taaluitingen vatbaar te maken.
• Conflicthanteringcapaciteit: de intercultureel competente leerkracht heeft een hoge tolerantie voor ambiguïteit. Hij of zij begrijpt dat verbanden niet altijd causaal zijn, attributies niet altijd logisch en antwoorden op prangende vragen niet altijd sluitend. Hij of zij weet vooral dat oplossingen steeds gesitueerd moeten gezocht worden en daarom nooit absoluut geldend. Hij of zij heeft daarbij ook een goed zicht op de eigen conflicthanteringstijl en weet ook de conflicthanteringstijl van leerlingen te voelen en te duiden. Belangrijk is dan ook dat hij of zij niet ‘bang’ is van conflict maar het kan hertalen naar een kans tot leren of een bron van vernieuwing. Tolerantie voor ambiguïteit betekent verder ook dat men zich niet nodeloos laat kwellen door het verlangen naar een multiculturele samenleving die af en op punt is, maar dat men begrijpt dat het hier gaat om een proces van voortdurende constructie en constante herpositionering.
• Waardegedrevenheid: de intercultureel competente leerkracht is een waardegedreven persoon. Niet alleen in impliciete zin, namelijk dat waarden hem of haar ondersteunen en gaande houden. Maar ook expliciet, in die zin dat hij of zij waarden in gesprek kan en durft brengen. Op dit punt reserveert het eerder genoemde rapport van 2005 een bijzondere rol voor de school. Het rapport roept scholen op om de nodige ruimte te creëren, zowel fysiek als mentaal. Ruimte die moet toelaten om af en toe afstand te nemen van heel concrete, acute vraagstukken en iets verder te gaan in een geïnspireerde, verdiepende reflectie op het betrokken thema. Immers, de uitwisseling met collega’s die in de gegeven ruimte kan plaatsvinden, moet de leerkracht verder toestaan om een concreet referentiekader te scheppen waarbinnen men actief kan bouwen aan een ondersteunen van culturele diversiteit. Het gaat er daarbij om samen die waarden en normen te concretiseren die ertoe doen. Ik vermoed dat dit ook is wat professor Marc Elchardus bedoelt in zijn publicatie “‘Leraars. Profiel van een beroepsgroep’, waarin hij oproept tot een meer pragmatisch-reflectieve en daardoor gezondere omgang met waarden op school. Hij schrijft: “Leraren hebben meer vaardigheden nodig om zich te kunnen buigen over vragen als: wat betekenen die waarden voor mij en mijn leerlingen, welk effect hebben ze, wat moet ik bijstellen… Een gemakkelijk recept hiervoor bestaat niet. Het komt erop aan het evenwicht te vinden en je waarden flexibel, met een open geest bekijken.”
• Begrenzingkracht: dit element komt niet toevallig net na waardegedrevenheid. De intercultureel competente leerkracht beseft immers dat respect voor culturele diversiteit ook met grenzen te maken heeft: het maakt je niet waardeloos. De intercultureel competente leerkracht heeft zicht op zijn of haar aarding en wortels. Hij kan voor zichzelf en voor de school gezamenlijk bepalen wat onderhandelbaar is en wat niet, waar er overschrijding is en waar er ruimte is voor perspectiefwijziging. Dit is een uiterst intensieve evenwichtsoefening, die een grote mate van autonomie en zelfkritisch zijn vereist. De bepaling van grenzen moet positief gedreven zijn, zoveel mogelijk ruimte gevend aan diversiteit en creativiteit, de meerwaarde van die elementen als sturend beschouwen. Anders dreigt de oefening in zijn tegendeel uit te monden en een verstikkend, beperkend klimaat in het leven te roepen. De intercultureel competente leerkracht is dan iemand die excelleert in het consequent maar tegelijkertijd intelligent stellen en bewaken van grenzen.
• Creativiteit: een uiterst krachtig instrument in het actief zoeken naar de balans tussen waarden en grenzen is creativiteit. Daarom dat we van de intercultureel competente leerkracht een bovengemiddelde muzische aanleg mogen verwachten. Deze aanleg is meestal trouwens ook een goede indicator van de nodige emotionele weerbaarheid. Een actieve en open verbeelding helpt botsingen en desoriënterende dilemma’s op te vangen. Het maakt je meer vatbaar voor multiperspectiviteit en meer gevoelig voor de kracht van een interdisciplinaire aanpak. Het muzische laat noodzakelijke verwerking en tegelijk expressie toe. En het is een element dat openheid biedt naar de vaak meer symbolisch geladen taal en levenswijze van heel wat van onze nieuwkomers.


Dit zijn slechts een eerste paar elementen waarop we de kracht van intercultureel competente leerkrachten zouden kunnen gaan schalen. En opnieuw, ik erken dat dit geen ongekende en onverwachtse competenties zijn. Maar opnieuw wil ik hier een verwijzing naar het onderzoek van Marc Elchardus en de werkgroep TOR van de VUB inbrengen. Hoewel zij inderdaad erkennen dat bij leerkrachten als beroepsgroep heel wat van de bovengenoemde competenties in potentie aanwezig zijn, wijzen ook zij op de dringende nood aan een meer expliciterende omgang ermee. Leerkrachten zijn dan gemiddeld genomen wel beduidend minder individualistisch en minder etnocentrisch dan andere professionals; ze staan dan wel meer open voor andere culturen dan de doorsnee Belg; maar ze zijn blijkbaar niet altijd genoeg toegerust om die waarden ook op een tot navolging aanzettende manier zichtbaar te maken voor hun doelpubliek. De introductie van de vakoverschrijdende eindtermen heeft hier wel al een heel belangrijke impuls aan gegeven. Wederzijds respect, kritisch en constructief denken, levenslang leren, en sociaal vaardig zijn staan nu effectief op het programma. Maar bij de creatie van een echt evenwichtige interculturele school en samenleving zal het uiteindelijk om meer moeten gaan dan om het consciëntieus afwerken van een opgelegd plan.
Hoe leerkrachten daar dan concreet aan moeten beginnen? Wel in dit geval denk ik dat net de omgekeerde weg dan die ik daarnet aangaf moet bewandeld worden. In het overbrengen van hun interculturele competentie naar de leerlingen toe, is het waarschijnlijk aangewezen dat leerkrachten in de toekomst net minder de ‘harde’ weg en vaker de ‘zachte’ weg gaan bewandelen. De titel van deze tussenkomst was ‘teach what you preach’ maar eigenlijk dekt die vlag de lading niet. Eigenlijk – zo bevestigt ook het onderzoek van professor Elchardus – moet er misschien net minder ge-teached en in elk geval veel minder ‘gepreached’ worden. Leerkrachten moeten niet hopen hun leerlingen van de meerwaarde van interculturaliteit te overtuigen enkel en alleen door hen daar luid en duidelijk over toe te spreken, door hen dit als een nieuwe blijde boodschap te gaan prediken. Ook is het niet voldoende dat ze hen iets feitelijks gaan ‘aanleren’ over de kracht van de interculturele ontmoeting, hoewel dit natuurlijk zeker tot de zaak kan bijdragen. Het allerbelangrijkste is wel dat zelf gewoon heel veel intercultureel gaan ‘zijn‘ en ‘doen’. Een bijgestelde balans tussen enerzijds kennis en vaardigheden en anderzijds bewustzijn en attitude. Leerlingen door hun eigen gedrag ondersteunen en tegelijkertijd uitdagen, in plaats van hen op een vooral te willen confronteren en veranderen. Dus beter ‘practice what you teach’ dan ‘teach what you preach’.
Met CIMIC hebben we de handschoen van het concretiseren van interculturele competenties bij leerkrachten alvast opgenomen. We zijn op verschillende manieren bezig het verhaal scherper te stellen. Enerzijds via een PWO onderzoek gericht op de ontwikkeling van een interculturele competentiewijzer, een veelzijdig meetinstrument dat tegelijk kan dienen om een status quo in kaart te brengen en gericht ontwikkelingsdoelen te formuleren. Tegelijkertijd werken we binnen het kader van School of Education aan een e-course die interculturele gevoeligheid en vaardigheid bij kandidaat leerkrachten kan stimuleren en activeren. Dit e-learning traject ‘E-ntercultureel’ gaat in 2010 zijn testfase in. Het zal en reële bijdrage leveren aan het expliciteren van het interculturaliteitsverhaal binnen de lerarenopleiding van de verschillende deelnemende hogescholen.