dinsdag 20 mei 2008

Het Oor aan de Schelp (mei 2008)

Op 21 mei is het Werelddag voor Culturele Diversiteit,Dialoog en Ontwikkeling. Vandaag de dag overheerst het beeld van cultuur als een kauwgom,iets wat weerzin opwekt omdat het ongewenst onder je schoen blijft plakken en omdat je niet weet wiens DNA er allemaal doorheen gekauwd werd. Iets dus wat je liefst zo snel mogelijk kwijt wil maar wat slechts met grote moeite te verwijderen blijkt. De Nederlandse socioloog Willem Schinkel en de Pakistaanse psycholoog Durre Ahmad stelden dit negatieve beeld van cultuur in vraag tijdens de Stadsvisioenen lezing in Mechelen op 13 mei. Volgens Schinkel lijdt onze samenleving aan “sociale hypochondrie.” Bij Cimic, het Centrum voor Intercultureel Management en Internationale Communicatie, denken we dat we moeten leren overleggen, onderhandelen, afwegen en beargumenteren. We moeten m.a.w. leren aanvaarden dat de wereld complex is.

Carlos Fuentes, een van de grote auteurs van onze tijd zei ooit: “Cultuur is een
schelp waarin we kunnen luisteren naar wie we geweest zijn en horen wie we
kunnen worden.” Vandaag de dag lijken weinigen nog in dit soort poetische omschrijvingen te geloven. Voor Willem Schinkel is het beschuldigende denken over cultuur een symptoom van een dieperliggende kwaal. Volgens hem voelen we ons met ons allen moe, futloos en zonder duidelijk doel en plooit onze samenleving zich daarom terug op een overdreven studie van zichzelf en de eigen toestand. Bovendien worden we steeds angstiger rond dat wat anders is en afwijkt (of lijkt af te wijken) van de hoofdzakelijk witte ‘mainstream’. Cultuur – of beter, het bestaan van cultuurverschillen – wordt dan ingezet als verklarende factor. Het zijn de verschillen in zogenaamde ‘waarden’, ‘normen’ en ‘gebruiken’ die ons definitief uit elkaar drijven. Het is die factor die bepaalt of iemand een ‘speler’ of een ‘toeschouwer’ is, een deelnemer aan de kern van het maatschappelijke leven of een figuur in de marge, soms zelfs helemaal buitenspel staat. Schinkel spreekt over ‘culturisme’ als een nieuwe vorm van ‘racisme’, dat wil zeggen een nieuwe stijl uitsluitend denken en doen.

Voor de Pakistaanse professor psychologie Durre Ahmad is dit negatieve denken gevolg van een soort van culturele amnesie. Het is dan vooral gebrek aan historische kennis en inzicht die cultuur als een groei-belemmerende factor doet ervaren. Het vergeten van ‘onze’ cultuur geeft ons – tenminste op korte termijn – een gevoel van vrijheid en van autonomie. Op de lange duur echter, lijkt dit proces van ‘onthechting’ een soort ‘manische beweging’ in gang te zetten waarbij we onontkoombaar op zoek gaan naar nieuwe verklaringen.

Ook hier horen we Fuentes gereflecteerd, die stelt dat er ‘geen creativiteit is zonder traditie, m.a.w.het nieuwe is steeds een bespiegeling op een voorgaande vorm. Fuentes zegt ook dat “cultuur uit verbindingen bestaat, niet uit scheiding.”

Volgens Willem Schinkel leven we in een tijd van ‘multiculturealisme’. Dit ‘multiculturealisme’ zegt: gedaan met analyses rond het wel en wee van cultuur, tijd voor actie. Onder het vaandel van een ‘gewoon zeggen waar het op staat’-houding trekt het multiculturealisme ten strijde tegen een overdreven politiek correct denken en spoort het ons aan tot daadkracht, nuchterheid, oplossingsgericht denken. Dat klinkt natuurlijk allemaal erg mooi. Wie wil er nu niet weten hoe het nu eigenlijk verder moet? Wie wil er nu niet de handen uit de mouwen steken voor ‘een betere toekomst’? Toch is het goed om alvorens aan de slag te gaan even stil te staan bij de mogelijke valkuilen van deze nieuwe visie. Een belangrijke blinde vlek schuilt alvast in het aura van ‘neutraliteit’ en ‘realistische pragmatiek’ die dit denken zich aanmeet. Want zoals ook Willem Schinkel ons duidelijk maakte: echte ‘neutraliteit’ bestaat in dit debat niet. Er bestaat alleen zoiets als een zelfbenoemde ‘vrijstelling’ van partijdigheid die voortvloeit uit een eveneens zelfbenoemde ‘vrijstelling’ van etniciteit: wij, de dominante blanke groep, zijn een neutrale categorie, los van etnische specificaties, die de zaak nuchter kan overschouwen.
De drang naar daadkracht en een ‘neutraal’ benoemen van problemen is heel herkenbaar voor eenieder die vandaag nadenkt over haar of zijn functioneren in de globaliserende maatschappij. Een klein voorbeeld uit onze eigen praktijk, die van de trainingen over en het onderzoek naar interculturele communicatie en diversiteitsmanagement: waar 5 jaar geleden het woord ‘referentiekader’ het begin en het einde van onze programma’s vormde is dat vandaag vervangen door het woord ‘handelingskader’. Opnieuw, op zich is er met die actie-gerichtheid niets mis. Het probleem is alleen dat deze nu – onder druk van tijd en middelen – steeds vaker losgekoppeld dreigt te worden van reflectie en zo dus de ruimte voor het zoeken naar verbinding (zie Ahmad en Fuentes) dag om dag kleiner wordt. Men wil nu en meteen weten “waarom die ander doet wat hij of zij doet.” Dat je om daarop een antwoord te krijgen best even stilstaat bij de vraag “wat het met mij doet dat die ander doet wat hij of zij doet” – en vooral ook waarom dat zo is – klinkt veel te vaag en omslachtig voor de aanhangers van het multiculturealisme.
Onder het multiculturealisme sluimert een drang naar eenduidigheid. Het idee dat er ergens één juiste waarheid moet bestaan die aan alle waarden- en normendebatten een sluitend einde kan bieden. Het idee dat er ook in de ontmoeting van culturen ten lange lesten een ‘goed’ en een ‘kwaad’ kan geduid worden. Pas op, wat nu volgt is geen pleidooi voor cultuurrelativisme. We willen ook niet het vellen van elk ‘oordeel’ uitsluiten. Schipperen met waarden kan tenslotte enkel maar eindigen in gewoeker. Nee, veeleer gaat het om de oproep tot het aanvaarden van dat wat in feite niet te ontkennen valt: dat de wereld complex is en dat waar het uiteindelijk op aankomt is dat we daar mee om leren gaan. Niet voor even, maar wel voor altijd. Dat we leren leven met desoriënterende dillemas, botsingen, disputen, vraagstukken en schok-ervaringen. Dat we leren overleggen, onderhandelen, afwegen en argumenteren. Dat we dus gaan praten in plaats van te denken dat alles toch al gezegd werd. Of om even terug te komen naar de metafoor van schelpen en zee: dat we gaan genieten van de branding omdat ze branding is en haar niet blijven reduceren tot de boodschapper van kalm water.
Dit valt ons moelijk, omdat we verslaafd zijn aan het mentale comfort dat onze vrijstelling van etniciteit ons lijkt te bieden (anderen noemen dit het mentale comfort van onze ‘witte privileges). Dit valt ons moeilijk omdat onze toestand van sociale hypochondrie ons blind maakt voor hoe het verleden echt was en ons opscheept met de illusie van een verloren tijd van volmaakte harmonie. Een illusie die ons aanzet naar deze zogenaamde harmonie terug te keren.
Vreemd genoeg zijn er zoveel vlakken waarop we dat gebrek aan eenduidigheid wel kunnen verdragen. We struikelen niet over gebrek aan eenvormigheid wanneer we bijvoorbeeld een telefoon-abonnement afsluiten. Dan kan het niet complex genoeg zijn: tarieven, beltijden, netwerken, diensten. Voor deze basis-communicatie geven we het volle pond. Maar voor een meer diepgaande vorm van intermenselijke communicatie zijn we plots tot veel minder bereid. Dan willen we overzichtelijke schema’s, universele matrixen, kortom, een passe-partout oplossing die alle ambivalentie uitsluit..
We moeten dus nadenken over strategiën om verschil blijvend een plaats te geven in plaats van wanhopig te streven naar gelijkheid. En we moeten dringend nadenken over manieren om de ervaring van verschil aangenamer en meer verteerbaar te maken in plaats van mensen af te rekenen op hun intuïtieve wil of onwil om met die verschillen om te gaan.